ergens begon ze
tussen niets
en al zoveel
onbevangen onwetend
werd ze een mensje
een kind van haar tijd

weg vol verlangen
mogen, moeten
lef, avontuur
veel geleerd meer verloren
vaak onbegrepen
geen liefde veel strijd

moe en gelaten
ogen te leeg
lippen zo droog
prevelen vreemde zinnen
maar niemand verstaat
dat ze wil zingen

en dan op een dag
Losgelaten
Al wat ontbrak
in haar ijskoude handen
een zin op papier
‘geen leven geen spijt’